Radioactiviteit 

 

 

Elektronen draaien om de atoomkern.  De kern bestaat uit positieve en neutrale deeltjes. Soms zitten er teveel deeltjes in zo'n atoomkern. De kern wordt daardoor instabiel en gaat straling uitzenden.

 

Gammastralers zijn geschikt voor diagnostiek (scintigrafie). Stapelt een radiofarmacon ergens, dan ziet de gammacamera dat: gammastraling dringt door weefsels heen. Radiofarmaca met betastralers worden toegepast bij radionuclidentherapie:
De energie wordt ter plaatse van de stapeling van het radiofarmacon (bijv. in een tumor) afgegeven.
Alfastralers zullen mogelijk in de toekomst ook geschikt zijn voor  
radionuclidentherapie

 

Licht  Röntgenstraling  Radiotherapie  Veiligheidsmaatregelen  Nucleaire Geneeskunde: een andere benadering Gammastraling voor diagnostiek, betastraling voor therapie  Stralingsgevaar van radioactieve stoffen ?  Uitwendige bestraling  Inwendige bestraling  Is er dan nog feitelijk stralingsgevaar voor anderen?

Radioactief, röntgen, nucleair, kernenergie...wat betekent dat allemaal?

Radioactiviteit wordt ons voorgeschoteld op de TV als een gevaarlijk en geheimzinnig verschijnsel waar we ons maar beter verre van kunnen houden. Alles wordt in één adem genoemd: atoomreactoren, radioactief afval, gevaarlijke straling, tot aan de atoombom toe! Dat we er met z'n allen ook nog eens veel voordeel van hebben, wordt minder vaak besproken. Als gevolg van deze negatieve publiciteit blijft de gemiddelde Tv-kijker zitten met het idee, dat straling altijd geheimzinnig en gevaarlijk is, ook al kom je er maar even mee in aanraking.

We zullen nu echter zien, dat er in de meeste gevallen - zeker bij medische toepassingen - geen enkel schadelijk effect te verwachten is. Om het een en ander uit te leggen beginnen we met het soort straling, waarmee we allemaal goed vertrouwd zijn: licht.

terug

Licht

Er is één soort straling, die we heel goed kunnen waarnemen: het zichtbare licht. Ons oog is er gevoelig voor. Het is maar een heel klein deel van de straling, die we met onze eigen zintuigen kunnen waarnemen. Net buiten het zichtbare licht bevindt zich aan de ene kant de infrarode straling, die we niet kunnen zien, maar wel kunnen voelen als warmte. Aan de andere kant van het zichtbare licht vinden we de ultraviolette straling: bruin worden in de zon. We horen dat er tegenwoordig een gat in de ozonlaag zit, waardoor de UV-straling ongehinderd op de huid van de mens kan schijnen met als gevolg een verhoogde kans op huidkanker. We zien hier dus al een schadelijk effect van straling. Straling moet blijkbaar worden tegengehouden.


terug

Röntgenstraling

Dat tegenhouden van straling is nu precies het principe van de Röntgenfotografie. De patiënt neemt plaats voor een buis, waaruit Röntgenstraling schijnt. Achter de patiënt bevindt zich een fotografische plaat, waarop het schaduwbeeld van de Röntgenstraling wordt vastgelegd. Hoe zwaarder het weefsel, hoe meer straling in de patiënt wordt tegengehouden. Zo zijn de botten het beste te zien op de foto.

Er is dus iets gebeurd: een deel van de straling is in de patiënt vastgehouden. Men veronderstelt, dat alleen deze "vastgehouden" straling schadelijke effecten kan hebben, net zoals bij UV-straling.
terug

Radiotherapie

Bij Radiotherapie (bestralingen bij kanker) wordt gebruik gemaakt van de schadelijke werking ten gevolge van straling. Er wordt een zeer hoge dosis straling op het tumorweefsel gezet om de tumor te vernietigen. Ook hier geldt dus weer: het is de vastgehouden straling, die het effect geeft.

 terug

Veiligheidsmaatregelen

Het spreekt vanzelf, dat bij het werken met ioniserende straling veiligheidsmaatregelen in acht genomen worden om anderen te beschermen tegen de schadelijke effecten. Deze maatregelen zijn geregeld in de Kernenergiewet. De aanwezigheid van andere personen dan de patiënt zelf, wordt bij het nemen van röntgenfoto's en bij radiotherapie beperkt of zelfs niet toegestaan. Een tandarts gaat even weg op het moment, dat hij een röntgenfoto van een gebit neemt.

Tijdens het werken met ioniserende straling is het mogelijk, dat een werker een dosis oploopt: in dat geval draagt hij/zij (radiologische werker genoemd) een dosismeter of badge, die de ontvangen straling registreert. Personen, die na afloop van het radiologische/radiotherapeutische werk de ruimte schoonmaken, lopen geen kans de dosislimiet te overschrijden: zij hoeven dan ook geen badge te dragen.

Na dit uitstapje over veiligheidsmaatregelen gaan we door met de Nucleaire Geneeskunde, die met radioactieve stoffen (meestal vloeistoffen) werkt.

terug

Nucleaire Geneeskunde: een andere benadering

In tegenstelling tot Röntgendiagnostiek en Radiotherapie, die de stralingsbron veelal buiten de patiént hebben opgesteld, doet de Nucleaire Geneeskunde het andersom. De patiënt zélf wordt nu radioactief. Aan de patiënt wordt een radioactieve stof toegediend, meestal in een ader. De meeste organen en zieke weefsels kunnen worden onderzocht met radioactieve stoffen. Radioactief jodium bijvoorbeeld, wordt na toediening direct naar de schildklier getransporteerd. Met een speciaal meetapparaat, een gammacamera, kan deze schildklier daarna worden gefotografeerd (z.g. "scintigrafie").


terug

Gammastraling voor diagnostiek, betastraling voor therapie

Bij het nemen van zo'n scintigrafie mag de straling niet in die schildklier blijven steken: je zou deze schildklier dan niet eens kunnen fotograferen en er zou alleen stralingsschade te verwachten zijn! Vandaar, dat bij scintigrafie een soort straling wordt gebruikt met een hogere energie dan bij Röntgenfotografie: gammastraling. Van deze straling blijft maar weinig achter in de schildklier. Voor het gemak: gammastraling is geschikt voor scintigrafie met de gammacamera.

Soms werkt een schildklier te hard en heeft daardoor veel meer jodium nodig. In dat geval wordt een andere soort radioactief jodium gegeven: jodium-131. Deze radioactieve stof straalt deeltjes uit: de betastraling en is geschikt voor therapie omdat juist deeltjesstraling het beste wordt tegengehouden.

terug

Stralingsgevaar van radioactieve stoffen

We hebben daarnet gezien, dat stralingsgevaar voor de mens ontstaat, wanneer radioactieve straling in menselijke weefsels wordt vastgehouden. Bij de toepassing van radioactieve stoffen bestaan dan ook twee mogelijke oorzaken van stralingsschade: uitwendige bestraling en inwendige bestraling.

terug

Uitwendige bestraling

Hierbij is straling afkomstig van een patiënt aan wie een radioactieve stof is toegediend. Alleen voor patiënten die therapeutisch met een hoge dosis radioactiviteit zijn behandeld, geldt, dat zij gedurende een korte tijd geïsoleerd moeten worden opgenomen om te voorkomen dat anderen aan te veel straling worden blootgesteld. Personeel, dat met de schoonmaak van de therapieruimte belast is, zal nooit meer straling van buitenaf ontvangen dan de door de Kernenergiewet wordt toegestaan: de dosis blijft ver beneden de ultra veilige limiet. Overigens zullen therapieruimten doorgaans zonder behandelde therapiepatiënten worden schoongemaakt.


terug

Inwendige bestraling

Bestraling van binnenuit gebeurt, wanneer iemand een radioactieve stof heeft binnengekregen b.v door inademen, opeten of opdrinken. Het beste voorbeeld is natuurlijk de therapiepatiënt, aan wie een hoge dosis radioactiviteit is toegediend. Een deel van de toegediende dosis wordt uitgeplast. We moeten er dan ook voor zorgen, dat niemand die uitgeplaste radioactiviteit als radioactieve besmetting binnenkrijgt. Inwendige besmetting met urine is gemakkelijk te voorkomen door standaard hygiënische maatregelen te hanteren bij het schoonmaken van de santinaire patiëntenruimten (toiletten, douches en wasbakken). Er worden overigens al standaard handschoenen en beschermende kleding gedragen.

Grote besmettingen zijn trouwens nooit te verwachten, omdat het grootste deel van de uitgescheiden radioactieve stof via het toilet al is weggespoeld.


terug

Is er dan nog feitelijk stralingsgevaar voor anderen?

Nee ! Het beste kan dat nog worden geïllustreerd aan het feit, dat de jodiumtherapiepatiënten zélf nog nooit enige schade van de behandeling met de radioactieve stof hebben ondervonden.

terug